Wat is het verband tussen analfabetisme en digitaal analfabetisme?
In vele gevallen hebben personen met digitale achterstand te maken met problemen die niet direct verband houden met digitale technologie, zoals financiële problemen, gebrek aan motivatie, ziekte of handicap. Taalkennis is ook een barrière voor veel personen die hun digitale kennis willen verruimen.
Digitale inclusie wint al enkele jaren aan belangstelling. Heel wat studies hebben aangetoond dat de versnelde technologische evolutie en de digitalisering van essentiële diensten het belang onderstrepen om ondersteuning te geven aan de meest digitaal kwetsbare personen en de personen die het minst toegang hebben tot digitale technologie. Terwijl bijna één persoon op twee in België digitaal kwetsbaar is (46% in de leeftijdsgroep van 16 tot 74 jaar, volgens de Barometer voor digitale inclusie van de Koning Boudewijnstichting), is de situatie nog moeilijker voor mensen die zowel digitaal als taalkundig kwetsbaar zijn.
Welke personen bevinden zich in deze dubbele situatie?
Ook hier wijzen de studies op een aantal belangrijke factoren die de kans op uitsluiting vergroten, zowel op het vlak van digitale technologie als taalbeheersing. Digitale exclusie wordt beïnvloed door factoren als leeftijd, het behaalde diploma, het inkomstenniveau en, in mindere maar toch niet te onderschatten mate, het geslacht.
Anderzijds krijgen personen die om uiteenlopende redenen de taal van het land niet spreken te maken met de taalbarrière. Mensen met een immigratieachtergrond worden het eerst getroffen. Frans of Nederlands kunnen spreken, lezen en/of schrijven is een eerste vereiste voor goed administratief beheer, het opvoeden van kinderen op school, het vinden van een baan of, in ruimere mate, deelname aan het lokale sociale en culturele leven. Deze allofonen (d.w.z. mensen die een andere taal spreken dan de officiële taal van het land) zijn ook kwetsbaarder als de risicofactoren leeftijd, opleiding, inkomen en/of geslacht aanwezig zijn. Sociaal isolement draagt ook bij tot de uitsluiting van deze doelgroepen. In België kan bijna 10% van de bevolking niet lezen of schrijven. Meer dan 80% van die groep is niet digitaal geletterd en loopt een hoog risico op uitsluiting.
Deze factoren zorgen samen voor een aantal typische profielen: mensen met een migratieachtergrond (met alle denkbare wettelijke en administratieve nuances), eenoudergezinnen, mensen zonder diploma of opleiding en personen zonder vaste verblijfplaats. Het is echter belangrijk om niet te veralgemenen en in gedachten te houden dat deze situaties tijdelijk kunnen zijn. In vele gevallen hebben de betrokken personen ook geen controle op de situatie en is de situatie van elke persoon uniek.
Hoe kunnen we deze personen begeleiden?
Het stellen van een diagnose is een cruciale fase in elk begeleidings- opleidingsprogramma. De digitale diagnose moet rekening houden met de apparatuur waarover de persoon beschikt, eventuele belemmeringen voor digitaal gebruik (inclusief taalvaardigheden!), het vaardigheidsniveau en digitale toepassingen. Hier zijn enkele diagnosetools die je kunt gebruiken:
- Korte simulator
- Lange simulator (oorspronkelijk ontwikkeld voor werkzoekenden)
- Papieren versie
Taalvaardigheden kunnen echter een dermate grote barrière vormen dat het erg moeilijk wordt om digitale cursussen of workshops te volgen. Daarom is het voor personen met een taalachterstand zeer belangrijk om eerst een taal- of alfabetiseringscursus te volgen, voordat ze zich inschrijven voor digitale cursussen of workshops. Voor die doelgroepen is het ook belangrijk om individuele digitale ondersteuning te bieden om hen te helpen met verschillende administratieve procedures.
Hoe hoger het niveau van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid, hoe waarschijnlijker het is dat de ondersteuning in groepsverband wordt aangeboden. En hoe geavanceerder de digitale vaardigheden, hoe beter het is om af en toe hulp aan te bieden, of zelfs zelfstudiecursussen aan te reiken, in plaats van individuele opleidingssessies.
Analfabetisme en digitaal analfabetisme kunnen dan ook niet los van elkaar gezien worden. De eerstelijnswerkers die met deze groepen in contact komen, zullen daarom een evenwicht moeten vinden tussen de twee, de belangrijkste belemmering moeten vaststellen en prioriteren, en relevante, op maat gemaakte ondersteuning moeten bieden zodat cursisten vooruitgang kunnen boeken volgens hun behoeften, op hun niveau en op hun tempo.
Begeleid je personen die Nederlands leren lezen of schrijven? De volgende hulpmiddelen kunnen nuttig voor je zijn!